zelfstandig naamwoord
Afbreking: Knie·per
Pluralis: Knie­pers m de Knie­per
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
cheapskate Meer tonen
Duits:
Geizhals Meer tonen
Voorbeelden:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Kniep + -er
Identieke woorden ››› Knieper ❔︎