Uitspraak in het Plat: /pa͡ɐkhuːz/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Park·huus
Pluralis: Park­hüüs n dat Park­huus Noord-Nedersaksisch, Pommersch
Pluralis: Park­hü­ser n dat Park­huus Westfaals, Noord-Nedersaksisch, Oostfaals, Märkisch, Pommersch
Pluralis: Park­hu­sen n dat Park­huus
[1]
geavanceerde woordenschat
Voorbeelden:
Dat Parkhuus is vull.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: parken + Huus