Uitspraak in het Plat: /bʊməlʃɔtʃn̩/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Bum·mel·schott·schen
Pluralis: Bum­mel­schott­schen m de Bum­mel­schott­schen
[1]
perifere woordenschat
Voorbeelden:
Kiek mi maal an, wo ik den Bummelschottschen dansen kann!

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: bummeln + Schottschen