Taal veranderen naar:
Plattdüütsch
Deutsch
English
Taal blijvend veranderen
Imker
in het Nedersaksisch
Uitspraak in het Plat:
/ɪmkɐ/
Audio
🔊︎
zelfstandig naamwoord
Afbreking:
Im·ker
Pluralis:
Imkers
m
de Imker
[1]
kaart tonen
geavanceerde woordenschat
actief
imkerij
×
kaart voor onderbetekenis [1] van „Imker”
bekend
onbekend
bekend in de dialectgroep
onbekend in de dialectgroep
onbepaald
🛈
Over de kaarten
Salland:
W. Draaijer:
Woordenboekje van het Deventersch dialect.
Nijhoff, ’s-Gravenhage 1896, pagina 17
PDF, 2,5 MB
Groningen:
Helmer Molema:
Wörterbuch der Groningenschen Mundart im neunzehnten Jahrhundert.
Diedrich Soltau’s Verlag, Norden 1888, pagina 177
PDF, 21,8 MB
Oldenburg:
Artur vor Mohr:
Vocalstand des oldenburgischen Niederdeutsch.
Soltau, Norden 1904, pagina 16
PDF, 1,6 MB
Waldeck:
Karl Bauer:
Waldeckisches Wörterbuch nebst Dialektproben.
1902, Wörterliste, pagina 50
PDF, 25,4 MB
Zuidwest-Ostfalen:
Albert Hansen:
Holzland-ostfälisches Wörterbuch.
Ummendorf 1964, pagina 109
Altmark:
Johann Friedrich Danneil:
Wörterbuch der altmärkisch-plattdeutschen Mundart.
Schmidt, Salzwedel 1859, pagina 89
PDF, 28,1 MB
Midden-Küstenpommersch:
Robert Laude:
Hinterpommersches Wörterbuch des Persantegebiets.
Böhlau, Köln 1995, ISBN 3-412-05995-1, pagina 174
Nedersaksisch:
een
,
de
sik
üm
en
Immenvolk
kümmert
Nederlands:
imker
iemker
bijker
bijenboer
bijenhouder
bijenteler
Engels:
beekeeper
Duits:
Imker
Zeidler
Voorbeelden:
Ik
krieg
mien
Honnig
jümmer
direkt
von
’n
Imker
.
Michael Gäbler, CC BY 3.0
Etymologie:
Samengesteld woord gevormd door:
Imm
+
-er
Samengesteld woorden:
Heidimker
Imkeree
Imkerpiep
Rijmwoorden
Plattmakers is een Nedersaksisch woordenboek dat ook vertalingen in verschillende talen biedt. Krijg meer informatie.