Uitspraak in het Plat: /famiːljɛ/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Fa·miel·je
Pluralis: Fa­miel­jen f de Fa­miel­je
Pluralis: Fa­mie­len f de Fa­miel­je
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Grupp von de neegsten Verwandten
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Miene Famielje stammt ut Pommern af.
[2]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden: