zelfstandig naamwoord
Afbreking: Asch·am·mer
Pluralis: A­sch­am­mers m de A­sch­am­mer
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Lieks blangen den Aven stünn en Aschammer.
[2]
geavanceerde woordenschat
Voorbeelden:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Asch + Ammer