Uitspraak in het Plat: /ʃɛɪ̯dsɾɪçtɐ/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Scheeds·rich·ter
Pluralis: Scheeds­rich­ters m de Scheeds­rich­ter
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Voorbeelden:
De Scheedsrichter hett fleit.
[2]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Richter, de en Striet slicht
Nederlands:
Engels:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Scheed + Richter