Uitspraak in het Plat: /ɡɛʃɛft/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Ge·schäft
Pluralis: Ge­schäf­ten n dat Ge­schäft
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Ik mark al, hier is keen Geschäft to maken
Eerst dat Geschäft, denn dat Vergnögen!
[2]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:

Etymologie:

Woord afgeleid van: ge-