Schell in het Nedersaksisch

Uitspraak in het Plat: /ʃɛl/

zelfstandig naamwoord

Pluralis: Schellen f de Schell

[1]

kaart

geavanceerde woordenschat

Nedersaksisch:

dat, wat man afschellt hett (oder afschellen kann)

ünner anneren bi Frücht oder Eier

Nederlands:

schil

Engels:

shell

peel

skin

Duits:

Schale

Voorbeelden:

Puul man de Schell von de Appelsien af.

afbeelding, dat de onderbetekenis illustreerd

Kim Pardi, CC BY 2.0

Etymologie:

Woord afgeleid van: schellen

Identieke woorden ››› Schell ❔︎

Plattmakers is een Nedersaksisch woordenboek dat ook vertalingen in verschillende talen biedt. Krijg meer informatie.