Uitspraak in het Plat: /snɔdəɾɪç/
bijvoegelijk naamwoord
Afbreking: snod·de·rig
snodderiger snodderigst
[1]
geavanceerde woordenschat
Voorbeelden:
He hett mi ganz snodderig anblafft.
[2]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Ik heff en ganz snodderige Nees un föhl mi krank.
[3]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
De löppt ok jümmer so snodderig rüm.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Snodder + -ig