Uitspraak in het Plat: /vɔːɾɪç/
bijvoegelijk naamwoord
Afbreking: woh·rig
wohriger wohrigst
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
nervös
Nederlands:
Engels:
Duits:
[2]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: wohren + -ig