zelfstandig naamwoord
Afbreking: Un·kel
Pluralis: Un­kels m de Un­kel
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Ohm
Nederlands:
oom
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
[2]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Engels:
Duits: