zelfstandig naamwoord
Afbreking: An·bitt
Niet gebruikt het pluralis n dat An­bitt
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Ik harr en Anbitt, aver as ik de Angel rutharr, do weer dor nix mehr an.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: an + Bitt