[1]
basiswoordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
vor
Voorbeelden:
Antoniemen:
achter
[2]
basiswoordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
ago
Duits:
vor
Voorbeelden:
Vör 10 Johr bün ik ut de School kamen.
Antoniemen:
in
[3]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
vor
Voorbeelden:
Identieke woorden ››› vor ❔︎ vör ❔︎