Uitspraak in het Plat: /ɾanhɔːln̩/
werkwoord
Afbreking: ran·ha·len
[1]
geavanceerde woordenschat
Voorbeelden:
[2]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Duits:
Voorbeelden:

Werkwoordvormen:

infinitief:
ran­ha­len
voltooid deelwoord:
ran­haalt
ik
du
he/se/dat
wi
ji
se
tegenwoordig:
ik haal ran
du haalst ran
he/se/dat haalt ran
wi haalt ran
ji haalt ran
se haalt ran
verleden:
ik heel ran
du heelst ran
he/se/dat heel ran
wi he­len ran
ji he­len ran
se he­len ran
voltooid:
ik heff ran­haalt
du hest ran­haalt
he/se/dat hett ran­haalt
wi hebbt ran­haalt
ji hebbt ran­haalt
se hebbt ran­haalt
conjunctief:
ik heel ran
du heelst ran
he/se/dat heel ran
wi he­len ran
ji he­len ran
se he­len ran
imperatief:
haal ran!
haalt ran!

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: ran + halen