Uitspraak in het Plat: /amt͡sspɾɔːˑk/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Amts·spraak
Pluralis: Amts­spra­ken f de Amts­spraak
[1]
geavanceerde woordenschat
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Amt + Spraak