zelfstandig naamwoord
Afbreking: Pri·cken
Pluralis: Pri­ckens m de Pri­cken
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
[2]
perifere woordenschat
Nederlands:
Engels:
Duits:

Etymologie:

Woord afgeleid van: Prick
Identieke woorden ››› pricken ❔︎