Uitspraak in het Plat: /ʊsəlɪç/
bijvoegelijk naamwoord
Afbreking: us·se·lig
usseliger usseligst
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
köhl, nich gemöötlich (von’t Wedder)
Nederlands:
Engels:
[2]
geavanceerde woordenschat
Voorbeelden:
Wat löppst denn hier so usselig rüm?

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: usseln + -ig