zelfstandig naamwoord
Afbreking: Schin·ken
Pluralis: Schin­kens m de Schin­ken
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
ham
Duits:
[2]
geavanceerde woordenschat
Nederlands:
ham
Engels:
ham
Duits:
Voorbeelden:
Langst du mi en Schiev Schinken röver?
[3]
geavanceerde woordenschat
figuratief
Nedersaksisch:
Nederlands:
ham
Duits:
Voorbeelden: