Uitspraak in het Plat: /ɡɛbɔu̯ɾt͡sdaç/ 🔊︎
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Ge·boorts·dag
Pluralis: Ge­boorts­daag m de Ge­boorts­dag
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Ik heff vondaag Geboortsdag!
[2]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Mien Geboortsdag weer de 5. November 1943. Merrn in’n Krieg.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Geboort + Dag