Uitspraak in het Plat: /pʊt͡sbyːdəl/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Putz·bü·del
Pluralis: Putz­bü­dels m de Putz­bü­del
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Büst du bi’n Putzbüdel ween?
[2]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Putz + Büdel