zelfstandig naamwoord
Afbreking: Land·schop
Pluralis: Land­schop­pen f de Land­schop
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
[2]
perifere woordenschat

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Land + -schop