Uitspraak in het Plat: /laɪ̯dɪç/
bijvoegelijk naamwoord
Afbreking: lei·dig
leidiger leidigst
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
von wat, wat fichelt, wat verföhrt
Nederlands:
Engels:
tempting Meer tonen
Duits:
schmeichelnd Meer tonen
Voorbeelden:
[2]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
moraalsch slecht
Engels:
bad
[3]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
gone bad Meer tonen
Duits:
schlecht Meer tonen
Voorbeelden:
[4]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
roor, snaaksch, unangenehm
Nederlands:
Engels:
strange Meer tonen
Duits:
merkwürdig Meer tonen
Voorbeelden:
Wenn dat leidige Geld man nich weer.
Wat is dat denn för en leidigen Snack?

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: leiden + -ig