zelfstandig naamwoord
Afbreking: Bri·cken
Pluralis: Bri­ckens m de Bri­cken
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Speelsteen
Engels:
Duits:
[2]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Ünnersetter ut Holt, Papp, Filt för Kannen etc.
Nederlands:
Engels:
Duits:
[3]
perifere woordenschat
[4]
perifere woordenschat
[5]
perifere woordenschat

Etymologie:

Woord afgeleid van: Brick