zelfstandig naamwoord
Afbreking: Wut·tel
Pluralis: Wut­teln f de Wut­tel
[1]
geavanceerde woordenschat
biologische species
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
[2]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
[3]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Funkschoon in de Mathematik
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
De Wuttel ut negen is dree.