Uitspraak in het Plat: /ɡɔt͡sdɛɪ̯nst/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Gotts·deenst
Pluralis: Gotts­deens­ten m de Gotts­deenst Mecklenburgisch
Pluralis: Gotts­deenst m de Gotts­deenst Westfaals
[1]
geavanceerde woordenschat
Voorbeelden:
Se geiht jeden Sünndag na’n Gottsdeenst.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Gott + Deenst