Uitspraak in het Plat: /buː͡ɐʃɔp/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Buur·schop
Pluralis: Buur­schop­pen f de Buur­schop
[2]
geavanceerde woordenschat

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Buur + -schop