zelfstandig naamwoord
Afbreking: Dü·ker
Pluralis: Dü­kers m de Dü­ker
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
[2]
geavanceerde woordenschat
biologische species
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
[3]
perifere woordenschat
Voorbeelden:
De Düker schall di halen!
[4]
perifere woordenschat
Voorbeelden:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: duken + -er