Taal veranderen naar:
Plattdüütsch
Deutsch
English
Taal blijvend veranderen
Tucht
in het Nedersaksisch
Uitspraak in het Plat:
/tʊxt/
Audio
🔊︎
zelfstandig naamwoord
Pluralis:
Tuchten
f
de Tucht
[1]
kaart tonen
geavanceerde woordenschat
actief
landbouw
zoologie
×
kaart voor onderbetekenis [1] van „Tucht”
bekend
onbekend
bekend in de dialectgroep
onbekend in de dialectgroep
onbepaald
🛈
Over de kaarten
Bielefeld:
Olaf Bordasch:
Wörterverzeichnis zu Heinrich Stoltes Bauernhof und Mundart in Ravensberg.
pagina 78
PDF, 1,8 MB
Waldeck:
Karl Bauer:
Waldeckisches Wörterbuch nebst Dialektproben.
1902, Wörterliste, pagina 106
PDF, 25,4 MB
Hamburg:
Otto Furcht:
Wörterbuch der Sprache des Alten Landes bei Stade.
Stalling, Oldenburg 1936, pagina 29
Zuidwest-Ostfalen:
Jahrbuch des Vereins für niederdeutsche Sprachforschung
, jaargang 1908, pagina 98
PDF, 6,9 MB
Altmark:
Johann Friedrich Danneil:
Wörterbuch der altmärkisch-plattdeutschen Mundart.
Schmidt, Salzwedel 1859, pagina 228
PDF, 28,1 MB
Oost-Mecklenburg:
Carl Friedrich Müller:
Reuter-Lexikon.
Leipzig 1905, Hesse & Becker Verlag, pagina 141
PDF, 5,1 MB
Belzig-Teltow:
Willy Lademann:
Wörterbuch der Teltower Volkssprache.
Akademie-Verlag, Berlin 1956, pagina 254
Nedersaksisch:
optehn
un
vermehren
von
Planten
oder
Deerten
un
dor
de
besten
Egenschoppen
bi
utsöken
Nederlands:
kweek
fokkerij
Duits:
Zucht
Voorbeelden:
De
Bedriev
hett
sik
op
de
Tucht
von
Kartuffeln
spezialiseert.
[2]
geavanceerde woordenschat
actief
Nedersaksisch:
Disziplin
Nederlands:
tucht
Engels:
discipline
Duits:
Zucht
Voorbeelden:
Di
mutt
ok
noch
Tucht
un
Ehren
bibröcht
warrn
!
[3]
kaart tonen
perifere woordenschat
actief
landbouw
zoologie
×
kaart voor onderbetekenis [3] van „Tucht”
bekend
onbekend
bekend in de dialectgroep
onbekend in de dialectgroep
onbepaald
🛈
Over de kaarten
Stader Geest:
Marcus Buck: getuigd door mondelinge bronnen op de Stader Geest
Nedersaksisch:
Grupp
Jungen
von
Deerten
,
de
tohoop
boren
un
/
oder
opwussen
sünd
to’n Bispeel
bi
Farken
,
Höhner
,
Aanten
un
Fasanen
Nederlands:
koppel
Engels:
litter
brood
farrow
Duits:
Wurf
Gruppe
Jungtiere
(
Ferkel
,
Küken
etc
.)
Voorbeelden:
Wenn
wi
fröher
en
Tucht
Farken
grootmaakt
harrn
,
denn
weer
dat
jümmer
veel
Geld
,
wat
wi
maakt
hebbt
.
[4]
perifere woordenschat
actief
Nedersaksisch:
Form
,
de
bi
dat
Tüchten
rutkummt
Engels:
breed
strain
Duits:
Züchtung
Zuchtform
Voorbeelden:
Düt
Swien
,
dat
is
en
ganz
ne’e
Tucht
!
Samengesteld woorden:
Immentucht
Lieftucht
Optucht
Peertucht
Tuchthuus
Rijmwoorden
Plattmakers is een Nedersaksisch woordenboek dat ook vertalingen in verschillende talen biedt. Krijg meer informatie.