Pluralis: Klo­cken f de Klock
[1]
basiswoordenschat
Nederlands:
Engels:
Duits:
Uhr
Voorbeelden:
[2]
geavanceerde woordenschat
Nederlands:
bel
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
[3]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
dat is Klock söven
Nederlands:
uur
Engels:
Duits:
Uhr
Voorbeelden:
Wi hebbt nu Klock dree.